In dit 70 jarige bevrijdingsjaar extra aandacht voor bijzondere objecten die een directe relatie met de bevrijding hebben. Het uniform van Johannes Antonie de Zwaan is zo'n bijzonder stuk met een speciaal verhaal dat wij van zijn dochter hebben ontvangen.
Johannes Antonie de Zwaan, geboren 10 mei 1913 te Hengelo Overijssel (volgens gegevens van zijn dochter Liesbeth de Zwaan)
In november 1944 vertrok mijn vader, genaamd Anton, Toon of Ton de Zwaan, uit Amsterdam waar hij zich schuil hield voor de Duitsers. Hij leefde daar vanaf zomer 1943 onder de naam Dirk van Beek en hij had een opdracht van de Geheime Dienst Nederland om naar Hardinxveld-Giessendam te gaan. Hij wilde proberen of hij van daaruit de grote rivieren kon oversteken om
zodoende bevrijd gebied te bereiken. Kort tevoren had mijn vader een testament gemaakt voor het geval hem tijdens deze actie iets zou overkomen. Hij had in Amsterdam min of meer moeten onderduiken omdat zijn illegale en wat we nu noemen ‘verzets’ werkin de gaten liep. Door zijn angst om opgepakt te worden (welk gevaar heel reëel was) heeft hij een speciale opdracht van het verzet aanvaard om over de grote rivieren naar het bevrijde Zuiden te gaan.
Hij had ook niet het karakter om ergens stil te gaan zitten afwachten; hij bleef liever actief. Bij Hardinxveld-Giessendam heeft hij iemand gezocht die hem naar de overkant durfde te brengen. Dat werd De Boon die de rivieren goed kende. Zo ging hij op weg door de Biesbosch, drijvend met de stroom mee en doodstil tussen de Duitse zoeklichten door ‘als Mozes in zijn biezen mandje’ om geen geluid te maken met de roeiriemen. Het lijkt als geschreven verhaal heel simpel, maar op de kaart is te zien wat een enorme afstand dat was. Hij kwam na een aantal heel spannende dagen en na een zeer gevaarlijke tocht aan wal bij het plaatsje Drimmelen. Voor de Geheime Dienst Nederland moest hij microfilms afgeven aan een hoge officier. Dat kon niet als gewoon burger heeft hij mij verteld. Hij sloot zich aan bij de geallieerden en werd tot zijn eigen verbazing tot kapitein bevorderd; hij was nog nooit in militaire dienst geweest! Als kapitein de Zwaan heeft hij uiteindelijk de microfilms overhandigd na het afgeven van een wachtwoord: ‘From Harry to Charles’. Hij heeft meegewerkt aan de voorbereiding van de voedseldroppings (er stond onder meer informatie over de honger in het Westen van Nederland op die microfilms, maar dat wist hij zelf niet). Na deze opdracht voltooid te hebben is hij op weg gegaan naar Engeland. Met name in Londen maar ook in Brussel heeft hij “de bloemetjes buiten gezet” zo vertelde hij na de oorlog. Bij de bevrijding is mijn vader als kapitein bij de Civil Affairs Section’ meegekomen. Hij reed op een grote groene motor.
De eerst jaren van de oorlog woonden wij in Almelo in de Grootestraat 110. De aanleiding tot het vertrek van mijn vader uit Almelo naar Amsterdam en vervolgens driekwart jaar later uit het bezette deel van Nederland was een soort “verraad” van zijn illegale activiteiten. In het Almelose huis, maar ook vanuit datzelfde huis, bracht mijn vader joodse mensen onder, zowel uit het westen als uit Almelo zelf. O.a. Bien en Greet Kolthoff, een tweeling van 17/18 jaar, woonden ruim een jaar als onderduiksters bij ons in huis. Hun vader had besloten met zijn gezin onder te duiken en hij had al een onderduikadres voor zijn vrouw, zijn zoon en zichzelf maar nog niet voor de meisjes. Hij was radeloos en vertelde dit aan mijn vader. die spontaan zei: ‘die komen bij mij’. Mijn vader deed het uit de goedheid van zijn hart en uit bezorgdheid om hun lot. Hij heeft urenlang rondgefietst voor hij het aan zijn vrouw, mijn moeder,durfde te zeggen maar zij zei onmiddellijk dat het goed was. Ook mijn ouders wisten hoe gevaarlijk deze hulpactie voor henzelf was. Het gevaar lag continu op de loer en het was telkens opnieuw voelbaar. Niet alleen de onderduikers, maar ook jijzelf kon worden opgepakt en weggevoerd. Wat gevreesd werd gebeurde ook. Het dienstmeisje Alie was ook op de hoogte van het verblijf van de tweeling bij ons thuis. Bien en Greet gingen, als er geen vreemden in huis waren en ik als toen nog 4/5-jarig al in bed lag, ’s avonds naar beneden. Mijn moeder zat veel bij de tweeling en zij haalde stapels boeken voor hen uit de bibliotheek. Mijn vader was, spertijd of geen spertijd, veel weg.
Hij ging zijn eigen gang. Ook waren er ook onderduikers in huis die maar kort bleven. Kinderen, zoals Flipje, zag ik op een tafel staan en ik zag dat mijn moeder zijn haar bleekte met waterstof-peroxide en ik had eigenlijk niet mogen zien dat Flipje via ons huis naar een ander adres gingen. Daarnaast zijn veel mensen door mijn ouders bij boeren ondergebracht en voorzien van voedsel, voedselbonnen, boeken etc. Flipje was vanuit ons huis ondergedoken in een straat in Hengelo Overijssel waar ook NSB-ers woonden en daar werd hij, een joods jongetje zijnde, verraden. Hij heeft de politie gezegd dat ‘oom Anton’ hem daar gebracht had waarop mijn vader door een ‘goede’ politieman werd gewaarschuwd met de mededeling dat hij nu beter zelf kon onderduiken. In 1943 is mijn vader daarom al naar Amsterdam vertrokken. Hij moest wel omdat hij ook betrokken was bij het verstoppen en opvangen van piloten/vliegers en bij een heel netwerk van mensen die bonkaarten en etenswaren voor onderduikers verzorgden. Het was veiliger voor hem om weg te gaan. De onderduikers zijn uiteindelijk goed ondergebracht en zijn veilig de oorlog doorgekomen.
Browning pistool GP 35 met Duitse afnamestempels en bijbehorend holster kaliber 9x19 mm.
Mijn vader heeft, tussen zijn aankomst in Amsterdam en zijn vertrek naar het bevrijde zuiden, opnieuw illegale zaken geregeld en verzorgd. Hij kwam in Amsterdam in contact met de GDN (Geheime Dienst Nederland) die behoefte had aan een centraal/neutraal adres voor koeriers. Hij huurde een appartement op het adres Rokin 154. daar kwamen de koeriers naar toe en zij bleven daar ook slapen. Mijn vader bracht dan de berichten naar het GDN-adres in de Frans van Mierisstraat zodat e.e.a. minder in de gaten liep. Hij kwam in die tijd door het verzet en zijn illegaliteit o.a. in contact met Maarten Toonder. Na de oorlog werd hij uiteindelijk zakelijk directeur voor de studio’s van Maarten Toonder. Hij reisde, net zoals in de oorlog, opnieuw op de motor door heel Europa om ditmaal de strips van Tom Poes, Panda en Erik de Noorman in het buitenland aan de kranten te verkopen.
Het Engelse uniform van verzetsman de Zwaan heeft een heel bijzonder mouwembleem dat pas eind 1944 in Nederland werd ontwikkeld. Het embleem dat o.a. een molentje aan een dijk uitbeeld was gemaakt voor Engelse militairen van het Netherland District. Deze Engelse militairen waren voorbestemd om in Nederland te blijven en het kapotte Nederland te helpen herbouwen. Zij trokken dus niet verder mee met hun eigen troepen. De heer de Zwaan is in 1944 aan het Netherland District toegevoegd in de rang van Kapitein (burger officier), nadat hij belangrijke berichten, die op microfilm waren gezet, van het verzet naar het inmiddels bevrijde Zuid Nederland had overgebracht.
Het embleem van het Netherland district met de molen en de uitgewerkte leeuw.
De baret van een uitzonderlijke kwaliteit met de Nederlandse leeuw op oranje ondergrond.
De uitrusting een Nederlandse Sem Browne koppelriem met het Duitse holster en pistool en een paar Engelse motorhandschoenen die hij op zijn motor heeft gebruikt.
Het is een Engels uniform uit 1944.
Een prachtig uniform op naam met een schitterd verhaal.
Na de oorlog werd Dhr. de Zwaan nog onderscheiden voor zijn inzet voor en tijdens de oorlog.
*In 1949 ontving mijn vader het Mobilisatie-Oorlogskruis
*In 1970 ontvingen mijn vader en zijn tweede vrouw -beiden als voor-
malig GDN-agent - het Croix Europeenne des Anciens Combattants
*In 1971 ontving mijn vader en moeder (zijn eerste vrouw) de Yad
Vashem onderscheiding
*In 1983 ontving mijn vader het Verzetsherdenkingskruis