Verzetscollectie van H. ter Burg uit Dinxperlo |
Deze maand hebben we een geweldige collectie gekregen van de heer ter Burg uit de nalatenschap van zijn vader. Het is een collectie documenten van Hendrik ter Burg een oud dienstweigeraar die nadat zijn werkgever van Joodse afkomst werd opgepakt in het verzet betrokken raakte. Op het moment dat ter Burg bezig was zijn werkgever op weg te helpen naar Zwitserland werd hij zelf ook gearresteerd. Er was te weinig bewijs en hij werd weer vrij gelaten. Hij is daarna buitengewoon actief geworden op alle fronten in het verzet. Hij werkte mee aan de illegale krant de Vrije Koerier in de omgeving van Dinxperlo en hielp mensen met onderduiken. Later heeft hij ook nog rond de 75 valse persoonsbewijzen gemaakt. Het vervalsen van persoonsbewijzen lag erg dicht bij zijn expertise van tekenaar. Na de bevrijding is hij de commandant van het verzet in Dinxperlo geweest en was actief op zoek naar politieke vluchtelingen en voormalige pro duitse personen en NSB ers.Hieronder geven we nog een verhaal van de mislukte ontsnappingspoging van de werkgever van H. ter Burg. |
Al vroeg in de oorlog 1941 was de heer ter Burg vrijwillig lid van de lucht beschermings dienst (L.B.D.) |
Bewijs van ontslag uit militaire dienst in 1933 de heer ter Burg was destijds dienstweigeraar en heeft daarvoor nog een half jaar vast gezeten in de militaire gevangenis in Venhuizen. |
De verwoeste tapijtfabriek waar ter Burg al voor de oorlog werkzaam was, nagenoeg geheel verwoest na de geallieerde beschietingen in 1945. |
VERGEEFSE HULP De Deventer tapijtfabriek in Dinxperlo stond onder directie van de heren Prins. Twee neven. Joden. Beiden heetten ze Maurits. De een werd ‘grote Mau’ genoemd en de ander ‘kleine Mau’. Ze woonden elk met hun gezin in een schitterend landhuis. De fabriek had blijkbaar voortreffelijk gedraaid. De beide directeuren waren gerespecteerde inwoners van Dinxperlo. Ze deden veel voor de dorpsgemeenschap. De heer ter Burg werd voor de oorlog al aangetrokken als ontwerper voor de tapijt decoraties. Hij bouwde in de jaren een goede band op met de beide directeuren. Nu het steeds vaker voorkwam dat Joden zo maar 's nachts door de politie of door Duitsers uit hun huizen werden gesleept, begonnen Joodse burgers zich begrijpelijkerwijze steeds meer ongerust te maken. Zo ook de heer Prins. Op een dag vroeg hij aan Johan Nusselder uit De Heurne of deze misschien een adres wist, waar hij zich een poosje terug kon trekken. Het woord onderduiken was toen nog niet in gebruik. Johan Nusselder overlegde met zijn vader of deze de leegstaande slaapkamer in het nieuwe huis voor een poosje wilde afstaan. Senior vond het wel goed. De heer Prins nam er zijn intrek. Maar na een paar dagen vond Moeder Nusselder het toch geen doen dat de man daar in zijn eentje de hele dag in die slaapkamer zat. Bovendien was het een heel gesjouw met het brengen van eten, drie keer per dag. Moeder Nusselder maakte de kamer achter ‘t vuur klaar en mijnheer Prins mocht daar gebruik van maken, zolang hij wilde. Vaak at hij bij het gezin mee aan tafel. Hij was op en top een heer. Zei niet veel. Uitermate vriendelijk en voorkomend. Eens toen de kinderen nogal wat drukte maakten onder het eten versprak Vader zich bijna. Hij wilde zeggen: "Jongens wees toch eens stil, 't lijkt hier wel een Jodenkerk," maar hij bedacht zich net op tijd en maakte er "Poolse landdag" van. Na een poosje durfde de heer Prins weer overdag naar zijn bedrijf, de Deventer tapijtfabriek, te gaan, maar 's avonds laat fietste hij naar De Heurne en sliep bij de familie Nusselder. Op sinterklaasavond kwam hij binnen met een groot pak onder zijn arm. Voor elk van ons kwam er mooi cadeau uit. Moeder Nusselder kreeg twee dure kleedjes. Na een tijdje durfde hij weer thuis te slapen omdat het zo te zien wel meeviel met het oppakken van Joden. Toch was de familie Prins er niet zeker van dat ze op de lange duur met rust gelaten zouden worden. Ze hoorden te veel over wat er met hun volksgenoten aan de andere kant van de grens gebeurde. Op zekere dag vroeg de heer Prins aan vader Nusselder of hij eens langs wilde komen op zijn landhuis ‘Op Honk’. In het diepste geheim vertelde hij dat er plannen werden voorbereid om de hele familie Prins via Zwitserland naar Engeland te laten ontkomen. Er zou worden gezorgd voor valse persoonsbewijzen die hun medewerker Henk ter Burg kon organiseren. Ze wilden proberen ongezien Dinxperlo te verlaten. Of Vader Nusselder hen daarbij zou kunnen helpen. Ze wilden ergens op een klein stationnetje in de trein stappen, bijvoorbeeld Lievelde. Het was voor hen te ver om daarheen te lopen. Vader Nusselder sprak met de familie Prins af dat ze 's nachts te voet naar De Heurne zouden komen. Onderweg zouden ze de gele ster met de J van hun jas verwijderen. 's Morgens om vier uur zou Vader hen in het karretje naar Lievelde brengen. Voordat de heer Nusselder afscheid nam van de familie ‘Op Honk’ liet de heer Prins hem binnen in zijn werkkamer. Hij leidde hem naar de volle boekenkast. "Pak er maar uit wat U zou willen hebben,” zei mijnheer Prins. Dat vond de heer Nusselder toch wel wat te gek. Zulke dure boeken! "Nee, neem maar gerust mee wat U wilt. Wij moeten toch alles, alles achterlaten." Met schroom pakte de heer Nusselder enkele boeken aan: ‘Levensroman’ van Hendrik Colijn; ‘Een gordel van Smaragd: Java's pracht en praal’, en nog een paar andere. Op de bewuste morgen, 20 oktober 1942, stond Nusselder in alle vroegte op en spande het paard in. De familie Prins kwam niet opdagen op het afgesproken uur. Nusselder durfde bij niemand te informeren naar wat er aan de hand kon zijn. In de loop van de morgen kwam Veldhorst, de tuinman van de familie Prins, aanfietsen. Hij vertelde dat in de late avond van de vorige dag, toen het gezin klaar stond om alles wat het bezat achter te laten, de plaatselijke politie was gekomen en niet alleen het hele gezin van ‘kleine Mau’ maar ook dat van ‘grote Mau’ uit hun huis had gehaald en weggevoerd. Niemand wist waarheen. De tranen schoten Nusselder in de ogen bij het horen van dit bericht. Lang voordat alle Joden zich moesten melden werden deze families, de ouders met vijf kinderen tussen twaalf en zestien jaar, in hun geheel naar de ondergang gevoerd. Niemand van hen heeft het overleefd. Een van de moeders is al op 26 oktober, binnen een week, met twee dochtertjes in Auschwitz omgebracht. De laatste van deze negen mensen werd vermoord op 1 januari 1944, toen hij zeventien was. Er is verraad in het spel geweest. Henk ter Burg, de ontwerper van de tapijtfabriek, die een en ander voor de ontsnapping geregeld had, werd gearresteerd toen hij van iemand de valse persoonsbewijzen in ontvangst zou nemen. Hij werd afgevoerd naar het Huis van bewaring in Amsterdam, maar zou gelukkig na enige tijd weer vrijkomen. Ook werd er een vertegenwoordiger van de tapijt fabriek gearresteerd en die werd naar Concentratiekamp Vught afgevoerd. Henk ter Burg zou na zijn vrijlating heel actief deelnemen aan het georganiseerde verzet en werd zelfs commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) van Dinxperlo. Bron: Het bovenstaande is grotendeels ontleend aan de levensbeschrijving van Johannes Cornelis Nusselder (1888-1977) door zijn zoon Bernard Nusselder (1927). De landbouwer Johannes Cornelis Nusselder, die actief was in het verzet, woonde met zijn vrouw en hun negen jonge kinderen op het Caspershuis in De Heurne bij Dinxperlo. Hun moedige hulp heeft helaas niet mogen baten. |
De Duitse bezetter heeft meerdere mensen uit Dinxperlo gearresteerd en die hebben een tijd in lager Marl in Duitsland gezeten. Gelukkig zijn ze allemaal terug gekomen. |
Coorespondentie vanuit het Huis van bewaring in Amsterdam waar de heer ter Burg tijdelijk werd opgesloten. Hij vraagt om zeep, tandpasta en andere persoonlijke verzorging. |
na zijn arrestattie en verblijf in het Huis van bewaring in Amasterdam ging de heer ter Burg aan de slag met het vervalsen van persoonsbewijzen. Hieronder diverse voorbeelden. |
Boven fotozijde van zijn eigen drie valse persoonsbewijzen en hieronder de tekstzijden. |
Ook heeft hij voor een Joodse vrouw een vals persoonsbewijs gemaakt en zij heeft de oorlog overleefd en kon in 1972 bij de sociale dienst in Arnhem terecht. Haar eigen naam is op het valse persoonsbewiis erbij onder geschreven. |
Een stapel blanco persoonsbewijzen en persoonsbewijszegels en een hele stapel beschadigde persoonsbewijzen en distributiekaarten welke na de enorme beschietingen in maart 1945 uit een verwoest huis in Dinxperlo zijn gehaald. |
Diverse documenten uit de tijd dat de heer ter Burg voor de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten NBS actief was. Ze hadden een Eijsink motorfiets ter beschikking en hij reisde veel door Nederland. |
Verklaring dat de heer ter Burg in de oorlog politiek betrouwbaar was. Zonder een dergelijke verklaring werd men niet tot de N.B.S. toegelaten. |
Een mooi voorbeeld van een eigen model NBS mouwband. O.D. betekent Ordedienst en S.G. betekent Strijdend gedeelte wat wil zeggen de bewpaende tak van de NBS. |
Inschrijfformulier voor Oud illegale werkers, het is mooi om te zien dat hierop ook de schuilnaam is te lezen en dat we van die schuilnaam Rosseels ook het valse persoonsbewijs hebben. |
de dankbetuiging die alle leden van de Nederlandse Binnenlandse strijdkrachten van Prins Bernhard hun bevelhebber hebben ontvangen tesamen met een speld. |
Deze en nog meer documenten hebben we geschonken gekregen van de heer A. ter Burg. |